Jij goed verborgen, gehoornde, groene rups. Jij cocon, vermomd als blad, levend aan een zijden draadje. Oh jij, Grote Weerschijnvlinder, familie van nimfen. Moet ik je vlinder noemen? Je bent steeds wat anders.
Uit wilgenblad ben je gevormd, jij bruine vlinder die mijn naam draagt en koningsblauw oplicht in het zonlicht. Met je amberen ogen en helderwitte ruches. In zomerhoogtij dans je van boom naar boom en ontmoet daar de liefde. Met het zout van de aarde, zweet en poep, voed je het ei dat rupst en – de cirkel van het leven die geen begin heeft en geen einde.
Je leert me hoezeer de fases van elke cyclus hun eigen noodzaak en kwaliteit hebben. Het essentiële ei dat de kern bevat, de rups die eet en eet en eet, de overgave aan de stille cocon waar een heftige cellenstrijd woedt, afbraak van het oude, vorming van het onbekende nieuwe imago, totale metamorfose. De vlinder die loskomt, vliegt, zichtbaar is, de ruimte kiest, de zon spiegelt, mineralen snoept, paart en dan weer: ei-zijn.
Binnen, buiten – vormen, voeden. Je kunt niet bestaan zonder het een of het ander.
Je bent een gids voor drastische verandering, voor zaken op leven en dood, voor overgave aan niet-weten. Je vult me met nieuwsgierigheid naar wat zich ontvouwen gaat.
Je blauwe weerschijn laat zien dat een ander standpunt wonderen doet – en dat geldt ook voor oude zaken.
Je bent een wonder van schoonheid en innig geliefd.
Je leeft steeds dichterbij.
Je naam is Apatura iris

Noorden, keelchakra
31 januari 2020

 

Terug naar de andere odes aan een pad