Oh, kleinste vos in de woestijn, wat heb je grote oren. Horen. Luisteren. Gehoor geven. Daar gaat het om. Je bent volledig aangepast aan deze barre, hete plek. Hier heb je ruimte, ruimte die vorm krijgt, zich uitrolt door je nachtelijke tochten.
Eerst kon ik je niet verstaan, maar toen ik mijn oren spitste naar jouw voorbeeld, zei je:
’De woestijn is niet godverlaten, als je dat soms denken mocht.’
En
‘Als het licht tempert, zie je kleuren in de vlakte.’
En
‘Schenk aandacht aan het kleine, het kan het begin zijn van iets groots.’

 Je bent niet alleen in de woestijn: er zijn dieren die je vangt. Eten en drinken tegelijk. Schorpioenen hoor je op honderdvijftig meter scharrelen in het zand. Ook sprinkhanen eet je graag, zoals Johannes. Hij nam ze met wilde honing. Net als hij maak je een weg voor God, met je kleine bontpootjes, kriskras, in een ondoorgrondelijk, schitterend patroon. Je bent een wegbereider.
Je leerde me dat ik een geroepene ben in de woestijn. In de chaos van de aarde zal ik zelf het goddelijke moeten vinden.
Je kunt spinnen als een kat.

Fennek

Noorden, eerste chakra
29 juli 2017

Terug naar de andere odes aan een pad